Onderzoeksbureau Altenburg & Wymenga heeft een artikel uitgebracht over de habitatanalyse van broedvogels in het coulisselandschap van de Noardlike Fryske Wâlden. In 2018 bestudeerden zij de relatie tussen broedvogels en habitatkenmerken van het kleinschalige coulisselandschap van Oost-Fryslân. Het complete Engelstalige artikel van o.a. Ernst Oosterveld leest u hier. Een Nederlandse samenvatting van het artikel volgt hieronder:
“Onze agrarische cultuurlandschappen hebben zwaar te lijden onder het verlies aan biodiversiteit. Om dit verlies tegen te gaan, is het belangrijk om de belangrijkste factoren te kennen die de biodiversiteit in deze landschappen beïnvloeden. Wij bestudeerden in 2018 de relaties tussen broedvogels en habitatkenmerken van de kleinschalige coulisselandschappen van Oost-Fryslân, Nederland, een typisch agrarisch landschap dat onder druk staat van schaalvergroting en habitatdegradatie. We vroegen ons af of onze bevindingen overeenkomen met resultaten van heggenstudies in andere landen. We analyseerden ook of de regeling voor agrarisch natuurbeheer effectief is voor
broedvogels.
Tijdens dit onderzoek werden broedvogels en vijftien habitatfactoren geïnventariseerd langs 170 transecten in twee verschillende regio’s in Oost-Fryslân. Er werden 19 bos – vogelsoorten en 18 struweelsoorten vastgesteld, waaronder 7 houtwalspecialisten, We vonden vijf habitatkenmerken als sleutel factoren voor broedvogelaantallen. Vier van deze factoren waren intrinsieke factoren van de singels en wallen (struikbedekking, bedekking van bramen en brandnetels, kroonomvang, breedte aan de voet) en één ruimtelijke factor (aantal hoekpunten binnen een straal van 150 m, overeenkomend met dwars verbindingen tussen singels en wallen). Vier sleutel – factoren waren dezelfde voor de twee regio’s, maar de effectgroottes verschilden tussen de factoren en de soortgroepen. Als maat voor habitatvolume (hoeveelheid habitat) komen de intrinsieke sleutelfactoren voor broedvogels in singels en wallen in Oost-Fryslân overeen met die in Groot-Brittannië en Oost-Europa, ondanks aanzienlijke verschillen in botanische samenstelling, structuur en beheer van de singels en wallen. In tegenstelling tot studies aan Britse heggen vonden wij vooral kwantitatieve sleutelfactoren en slechts één kwalitatieve factor (bedekking van bramen en brandnetels). We vonden één ruimtelijke sleutelfactor (dwarsverbindingen) en geen correlatie van vogelaantallen met de dichtheid van singels en wallen in de omgeving. We bespreken de ecologie van de sleutelfactoren met betrekking tot voedselvoorziening en broeden. We concluderen ook dat de regeling voor agrarisch natuurbeheer de belangrijkste habitatfactoren en daarmee de struweelvogels bevorderen. Implicaties van onze bevindingen zijn dat traditioneel beheer broedvogels bevordert, maar ook dat het beheer ruimte zou moeten laten voor het oud worden van bomen.”